Gewichten en maten
Lengte |
van 15 tot 17 cm |
Gewicht |
30 g |
Beschrijving van het dier
De Geelgors (Emberiza citrinella) is een charmante vogel die behoort tot de familie van de gorzen (Emberizidae). Deze soort is gemakkelijk te herkennen aan zijn opvallende uiterlijk en melodieuze zang, en is een geliefde verschijning in veel Europese landschappen, waaronder Nederland.
Qua grootte en vorm lijkt de Geelgors enigszins op een mus, maar dan met meer uitgesproken kleuren. Volwassen exemplaren bereiken een lengte van ongeveer 16 tot 16,5 centimeter. Een van de meest kenmerkende eigenschappen van de Geelgors is de heldergele onderzijde, die contrasteert met de bruinige bovenzijde. Het mannetje is vooral in het broedseizoen op zijn mooist, met een intens gele borst en buik, die naar de onderzijde toe iets lichter wordt. Zijn kop is ook geel met een opvallende groenbruine streep boven het oog en een bruine kruin. De vleugels en staart zijn bruin met enkele donkere strepen, wat typisch is voor veel gorzensoorten.
Vrouwelijke Geelgorzen zijn iets minder fel gekleurd dan de mannetjes. Hun verenkleed heeft meer bruine en groenige tinten, waardoor ze in hun natuurlijke omgeving beter gecamoufleerd zijn, vooral tijdens het broedseizoen. Beide geslachten hebben echter de karakteristieke gele buik die de soort zijn naam geeft.
Geelgorzen geven de voorkeur aan open landschappen met voldoende struikgewas en bomen voor beschutting en nestgelegenheid. Ze zijn vaak te vinden in landbouwgebieden, aan de randen van bossen, in parken en grote tuinen. Hun dieet bestaat voornamelijk uit zaden, die ze vinden op de grond of aan planten, maar tijdens het broedseizoen voeden ze hun jongen ook met insecten.
De zang van de Geelgors is een van de meest kenmerkende geluiden van het Europese platteland, vooral in de vroege zomer. Het liedje klinkt als een vrolijke reeks fluittonen die eindigt in een typisch aflopend 'tjie-tjie-tjieu'. Dit geluid draagt ver en is vaak het eerste teken dat een Geelgors in de buurt is.
De voortplantingstijd van de Geelgors begint in het late voorjaar. Het nest, dat door het vrouwtje wordt gebouwd, bevindt zich meestal op de grond of dicht bij de grond in dicht struikgewas. Het legsel bestaat uit drie tot vijf eieren, die na ongeveer twee weken broeden uitkomen. De jongen worden door beide ouders gevoed en verlaten het nest na nog eens twee weken.
Hoewel de Geelgors in sommige delen van zijn verspreidingsgebied te maken heeft met habitatverlies en de intensivering van de landbouw, wordt de soort wereldwijd nog steeds als niet bedreigd beschouwd. In Nederland is de Geelgors een algemene broedvogel, hoewel de aantallen in sommige gebieden afnemen.
Samenvattend is de Geelgors een opvallende en melodieuze vogel die een speciale plek inneemt in het Europese landschap. Met zijn heldere kleuren, vrolijke zang en aanpassingsvermogen aan diverse habitats, blijft de Geelgors een geliefde en fascinerende verschijning voor vogelliefhebbers en natuurliefhebbers.